Kerkhofreglement 1 mei 1998
Een herziene uitgave verschijnt binnenkort!
I ALGEMENE BEPALINGEN.
Begripsaanduidingen:
Artikel 1.
In dit reglement wordt verstaan onder:
Bestuur:
Het Kerkbestuur van de parochie van de HH Marcellinus en Petrus te Oud-Geleen.
Begraafplaats:
Het terrein, gelegen aan de v. Banninglaan, bestemd voor het begraven van overledenen en het begraven dan wel bijzetten van asbussen.
Beheerder:
Een door het kerkbestuur te benoemen persoon, c.q. commissie die belast is met de dagelijkse leiding en het beheer van de begraafplaats.
Graf:
Een bepaalde ruimte op de begraafplaats, waarvan het gebruiksrecht aan een rechthebbende is verleend overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
Rechthebbende:
De meerderjarige natuurlijke persoon aan wie het recht op een graf is verleend; hier wordt mede onder verstaan degene, die na het overlijden van de oorspronkelijke rechthebbende ten overstaan van het bestuur aangeeft, dat hij gedurende de looptijd van het grafrecht de daaruit voortvloeiende
verplichtingen zal nakomen.
Grafrecht:
Het recht op een graf. Dit recht wordt vastgelegd in een grafakte.
Bijzetting:
1. Het begraven van een overledene in een graf waarin reeds een overledene is begraven.
2. Het begraven van een asbus/urn in een graf waarin reeds een overledene of een asbus/urn is begraven.
Asbus:
Hermetisch afgesloten koker met de as van een overledene, waarop diens naam en voorletters, alsmede een registratienummer in onuitwisbare letters en cijfers staat vermeld.
Bestuur:
Artikel 2.
Het bestuur is gebonden aan het Algemeen Reglement voor het bestuur van een parochie van de Rooms Katholieke Kerk in Nederland en waar het gaat om het
beheer van de begraafplaats bovendien aan de bepalingen van dit reglement, en de wet op de lijkbezorging.
Beheerder:
Artikel 3.
Het bestuur benoemt een beheerder, in dit reglement te noemen beheerder is belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de begraafplaats.
De beheerder is bevoegd, binnen de grenzen van zijn mandaat, namens het bestuur opdrachten te geven die het beheer van de begraafplaats betreffen, en om namens het bestuur overeenkomsten te sluiten.
Van het mandaat van de beheerder zijn uitgesloten het aangaan van overeenkomsten tot onderhoud van de begraafplaats en het delven van graven, dit laatste tenzij zich naar oordeel een noodsituatie voordoet, en van overeen-
komsten tot het recht graftekens te plaatsen.
Bescheiden voor een begraving:
Artikel 4.
Voor de begraving dient aan de pastoor en bij diens afwezigheid aan de beheerder het verlof tot begraving dan wel het verlof tot bezorging van de as te worden gevraagd en de akte waaruit het vestigen van het grafrecht ten behoeve van de overledene blijkt, te worden getoond.
Indien ten behoeve van de overledene nog geen grafrecht was gevestigd, is de pastoor, in overleg met de beheerder, gerechtigd het grafrecht te vestigen en de betreffende akte op te maken.
De pastoor of de beheerder controleert voor de begraving of het registratienummer, dat verplicht op de lijkkist dan wel op de asbus moet zijn
aangebracht, overeenkomt met het nummer op het document. Indien de nummers niet overeenstemmen is er sprake van gerede twijfel aan de identiteit van de overledene en neemt hij de noodzakelijke maatregelen tot identificatie.
Het registratienummer moet door de beheerder worden opgenomen in de administratie van de begraafplaats.
De begraving en de bewaring van een asbus:
Artikel 5.
Een begraving of de bewaring van een asbus geschiedt op een dag en een uur, die met de pastoor en bij zijn afwezigheid met de beheerder van tevoren zijn
overeengekomen. De begraafplaats is niet toegankelijk voor de lijkwagen en de volgwagens.
Werkzaamheden op de begraafplaats:
Artikel 6.
1. Het delven en dichten van graven, het openen van een graf, het opdelven van stoffelijke resten en het bijzetten van asbussen geschiedt uitsluitend doorde door het bestuur aangewezen grafdelver.
2. Het bestuur geeft aan hen, die door de rechthebbenden zijn belast met de bouw, de aanleg of het onderhoud van graftekens en/of beplantingen de gelegenheid om hun werkzaamheden te verrichten op tijden dat de begraafplaats daarvoor geopend is. Zij volgen hierbij de aanwijzingen van de beheerder.
3. Geen werkzaamheden mogen worden verricht op zon- en feestdagen. Op zaterdagen mogen geen werkzaamheden door beroepskrachten worden verricht, maar uitsluitend de grafverzorging door nabestaanden toegelaten. De beheerder kan, indien de omstandigheden daar, naar oordeel, aanleiding toegeven, ontheffing verlenen.
4. Iedere dag dienen gereedschappen, afkomende materialen en hulpmaterialen te worden meegenomen of te worden geplaatst of gestort volgens aanwijzingen van de beheerder.
Bezoekers:
Artikel 7.
De begraafplaats is dagelijks geopend en voor bezoekers toegankelijk. De begraafplaats is voor motorvoertuigen en voor fietsen gesloten. Honden zijn op
de begraafplaats niet toegelaten. Bezoekers wordt verzocht zich waardig te gedragen.
Administratie:
Artikel 8.
1. Het bestuur is verantwoordelijk voor de wettelijke verplichting tot het voeren van de administratie van de begraafplaats. De administratie bevat in ieder geval een register van de overledenen met vermelding van hun registratienummer en aanduiding van de plaats op de begraafplaats waar hij/zij begraven zijn alsmede een dergelijk register van de bewaarde asbussen. Deze registers zijn openbaar. Daarnaast is er het register grafrechten, waarin de namen en de adressen van de rechthebbende en de overige noodzakelijke gegevens omtrent de grafrechten zijn vastgelegd.
2. Het boekjaar loopt vanaf de datum van de begrafenis.
II HET VESTIGEN VAN GRAFRECHTEN.
Schriftelijke overeenkomst:
Artikel 9.
Een grafrecht wordt gevestigd door een schriftelijke overeenkomst met het bestuur, genaamd grafakte. In deze akte wordt ondermeer vastgelegd voor welke periode het recht is verleend, aan wie en ten behoeve van wie het recht is verleend, voor welk graf het recht geldt en welk bedrag aan grafrecht dient te worden voldaan.
Uitgifte van graven:
Artikel 10.
De volgorde waarin de graven worden uitgegeven wordt door de beheerder bepaald.
Recht op een graf:
Artikel 11.
1. Het bestuur kan aan een meerderjarig persoon het recht verlenen om voor 20 jaar gebruik te maken van een bepaald graf, ten behoeve van hemzelf, de echtgenoot of partner en bloedverwanten, daaronder begrepen pleeg- en stiefkinderen tot in de vierde graad. Per graf (enkelbreed ) kan slechts een recht tot begraven gevestigd worden voor maximaal twee bij het opmaken van de grafakte of nadien door de rechthebbende met name te noemen personen.
2. Dit recht wordt verleend onder voorwaarden, in dit reglement gesteld of nadien door het bestuur te stellen. Voor het rechtsgeldig bestaan van het recht is naast het opmaken van de grafakte de betaling van het verschuldigde recht bepalend. Tevens dient de rechtverkrijgende er mee in te stemmen, dat het graf wordt geruimd, zodra het recht op het graf door welke oorzaak dan ook geëindigd is en het ruimen van het graf op grond van de dan geldende bepaling is toegestaan.
3. Indien daar naar het oordeel van het bestuur gegronde redenen voor zijn, kan het bestuur ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Het bestuur geeft in zijn besluit uitdrukkelijk aan waarop de ontheffing betrekking heeft.
Adres rechthebbende:
Artikel 12.
De rechthebbende is verplicht zijn adres aan het bestuur op te geven, alsmede wijzigingen van zijn adres. Tevens wordt hij verzocht de naam en het adres op te geven van degene die na zijn eventueel overlijden er mee instemt als rechthebbende te worden aangemerkt.
Artikel 13.
Indien de rechthebbende bij zijn leven niet heeft aangegeven, wie bij zijn overlijden als rechthebbende moet worden aangemerkt, moeten na zijn overlijden de erfgenamen een persoon aanwijzen, die als rechthebbende zal optreden. Deze persoon moet met vermelding van zijn naam en adres aan het bestuur worden kenbaar gemaakt, binnen een jaar na bedoeld overlijden.
Wanneer een jaar na het overlijden geen aanwijzing heeft plaatsgevonden en aan het bestuur is gemeld, vervalt het verleende grafrecht. Er bestaat dan geen recht op evenredige terugbetaling.
Overdracht grafrecht:
Artikel 14.
Een rechthebbende kan zijn rechten aan een ander persoon overdragen, indien dit schriftelijk geschiedt, onder aanvaarding van zijn opdracht en een afschrift van deze overdracht met vermelding van de naam en het adres van de rechtsopvolger aan het bestuur is toegezonden. Overdracht aan een ander dan een bloed- of aanverwant tot in de vierde graad, pleeg- of stiefkinderen daaronder begrepen, is slechts mogelijk indien daar, naar oordeel van het bestuur, gewichtige redenen voor bestaan.
Ontbindende voorwaarde grafrechten:
Artikel 15.
Het bestuur verleent grafrechten uitdrukkelijk voor de tijd, gedurende welke het terrein gedeelte, waarin zich het graf bevindt, tot de begraafplaats blijft behoren en voor de tijd, dat de begraafplaats in exploitatie blijft. Aan de toegekende grafrechten kan geen titel ontleend worden zich te verzetten tegen de bestemmingsverandering van (een gedeelte van ) de begraafplaats of tegen een voorgenomen sluiting of gesloten verklaring van de begraafplaats.
III HET VERLENGEN VAN GRAFRECHTEN.
Schriftelijk informeren van de rechthebbende:
Artikel 16.
1. Het bestuur zal uiterlijk 1 maand voor het verstrijken van de termijn, waarvoor grafrechten zijn verleend en die kunnen worden verlengd, de rechthebbende schriftelijk opmerkzaam maken op het eindigen van de grafrechten en de voorwaarde bekend maken, waaronder deze grafrechten kunnen worden verlengd voor een termijn van vijf of tien jaar.
2. Indien het adres van de rechthebbende niet kan worden achterhaald, dan zal bij het ontbreken van een adres het eindigen van de termijn door aanplakking worden medegedeeld bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats. De mededeling blijft aangeplakt tot een jaar na de termijn van het grafrecht.
Verzoek rechthebbende:
Artikel 17.
1. Een rechthebbende kan binnen twee jaren voor de afloop van de termijn schriftelijk verlenging van zijn rechten aanvragen voor een aansluitende termijn van vijf of tien jaren.
2. Het bestuur zal een aanvraag ingevolge het eerste lid inwilligen. Indien bijzondere redenen, zoals de ruiming van een gedeelte van de begraafplaats de voortzetting in de weg staan, zal een graf elders op de begraafplaats worden aangeboden, waar het grafrecht kan worden voortgezet. De kosten van de overbrenging van de stoffelijke resten komen voor rekening van het bestuur.
Voorwaarden voor verlenging:
Artikel 18.
De verlenging van de grafrechten wordt slechts verleend wanneer het onderhoud van het graf zich naar het oordeel van het bestuur niet bevindt in
kennelijke staat van verwaarlozing en op de voorwaarden geldend op het tijdstip waarop de verlenging ingaat en volgens de alsdan geldende tarieven.
Verlenging bijzetting:
Artikel 19.
Wanneer in een graf bestemd tot het begraven van meerdere overledenen een bijzetting heeft plaatsgevonden, wordt een lopende termijn van het grafrecht
verlengd, en wel met 20 jaren te rekenen vanaf de datum van bijzetting.
IV EINDE VAN DE GRAFRECHTEN.
Artikel 20.
De grafrechten vervallen:
a. Door het verlopen van de gestelde termijn;
b. Indien de betaling van een overeengekomen verlenging van het grafrecht niet binnen een jaar na de aanvang van de verlenging overeenkomstig dit reglement is geschied;
c. Indien de rechthebbende is overleden en geen aanwijzing en mededeling volgens artikel 13 heeft plaatsgevonden;
d. Indien een terreingedeelte, waarin zich de graven bevinden, aan de bestemming van de begraafplaats wordt onttrokken of wanneer de begraafplaats niet meer als zodanig wordt geëxploiteerd, overeenkomstig artikel 15;